Geheimen van geld, rente en inflatie

Geplaatst: 6 december 2010 in Eén wereldmunt

door Rudo de Ruijter,
Onafhankelijk onderzoeker

Geld speelt een grote rol in ons leven. Ook in de maatschappij wordt bijna alles door geld bepaald. Vreemd genoeg zijn er maar weinig mensen, die de goocheltrucs kennen, waarmee het geld ontstaat en weer verdwijnt. De meeste mensen zien wel, dat het geld telkens minder waard wordt en dat alles duurder wordt, maar weten niet, dat dit in eerste instantie door het geldsysteem zelf veroorzaakt wordt. Ook het eeuwige najagen van economische groei en de almaar oplopende werkdruk in geïndustrialiseerde landen worden door het geldsysteem bepaald. Geld kan ook dienen voor onderdrukking, bijvoorbeeld van Derde Wereldlanden, of aanleiding zijn voor oorlogen, zoals die tegen Irak. Wilt u een kleine rondgang achter de schermen? Welkom in het circus van de geld-goochelaars!


Inhoud:

1. Geld maken

2. Permanente inflatie

3. Centrale banken hebben inflatie nodig

4. Grillen van de geldmassa

5. De oorlog tegen Irak

6. Onderdrukking van Derde Wereld-landen

7. Het wapen van China

8. Inflatie en economische groei

9. Verdere groei of een duurzame maatschappij?

1. Geld maken

Ruilen, een basis behoefte

Mensen hebben elkaars producten en diensten nodig. Ze gebruiken geld om met elkaar te ruilen. Natuurlijk zou het fijn zijn, als geld een eerlijk ruilmiddel zou zijn. Maar dat is niet het geval. Geld wordt telkens minder waard.

Geld is niet van de staat

De meeste mensen denken nog steeds, dat geld door de staat gemaakt wordt. De meeste regeringen hebben echter weinig of niets te zeggen over de geldvoorziening in hun land. Die macht is overgenomen door de banken. Zij hebben dit ruilmiddel veranderd in een lucratieve manier om door middel van rente een permanente belasting van het volk te heffen. Bankiers innen rente over bijna al het geld op de hele wereld.

Geld wordt door commerciële banken gemaakt

Commerciële banken maken doorlopend geld voor leningen. Dat doen ze simpelweg door getalletjes in te typen op de bankrekening van de leners, die het uit kunnen geven alsof het gewoon bankbiljetten zouden zijn. Tegenwoordig bestaat verreweg het grootste gedeelte van het geld als getallen op bankrekeningen. Wettelijk hebben deze getallen dezelfde waarde als bankbiljetten en munten.

Elke commerciële bank mag op deze manier nieuw geld aanmaken. Achter de schermen, onttrokken aan het oog van de klanten van de bank, begint hier het lucratieve geschuif met andermans geld. De ingetypte bedragen zijn namelijk vergelijkbaar met ongedekte cheques. De bank zelf heeft het geld niet. Wanneer de lener het ingetypte bedrag uitgeeft door middel van een cheque of een betalingsopdracht, gebruikt de bank andermans geld om de betaling te voldoen. Dat geld wordt ongezien weggenomen uit de betaal- en spaarrekeningen van andere klanten. Banken weten uit ervaring, dat die klanten maar een klein gedeelte van hun betaal- en spaarrekeningen gebruiken, voordat er weer geld bijgestort wordt. Afgezien van dat kleine gedeelte, gebruikt de bank de rest als dekking voor hun uitstaande leningen. U merkt daar niets van. De getalletjes op uw betaal- en spaarrekeningen worden niet veranderd. En tegen de tijd, dat u weer over uw geld wilt beschikken, wordt er wel weer een lening afbetaald, zodat u nergens iets van hoeft te merken. In veel landen is bij wet bepaald welk percentage de banken minimaal als reserve aan moeten houden. Vaak rond de 10 procent. Meestal wordt die reserve dan door de centrale bank van het land beheerd.

Het feit, dat banken andermans geld gebruiken als dekking voor het nieuwe geld dat ze uitlenen, betekent, dat de hoeveelheid nieuw geld die ze aan kunnen maken beperkt is. In de praktijk wordt vaak rond de 90 procent van het geld op spaar- en betaalrekeningen gebruikt als dekking voor nieuw geld.

Maar ook het geld op spaar- en betaalrekeningen is geld dat ooit op dezelfde manier uit de hoed van de bankiers is getoverd. Dus nieuw hocus-pocus geld wordt gedekt met reeds bestaand hocus-pocus geld. Maar zolang niemand dat in de gaten heeft krijgt de goochelaar applaus. Laten we de gevolgen eens bekijken.

Het leningencarrousel

Leningen hebben een verborgen effect. Wanneer de geldlener het geld uitgeeft, zal de ontvanger het normaliter op zijn bank storten. Dank zij deze storting kan deze bank ook weer nieuwe leningen uitgeven. Deze leningen zullen ook weer uitgegeven worden en gestort worden op een volgende bank. En zo verder. Natuurlijk, op elk nieuwe niveau zal een bank rente innen. Het is een gigantisch carrousel van geldcreatie, dat de totale geldhoeveelheid in het land enorm opblaast.

 

(“Debit, credit, banco!” toont de boekhouding van deze truc.)

 

Telkens wanneer leningen, uitgegeven door de ene bank, als storting bij een volgende bank belanden, kan een nieuwe ronde van leningen starten. Het schema geldt ook, wanneer het geld van een lening uitgegeven wordt en weer als storting bij dezelfde bank terugkomt.

Als er maar één bank in het land zou zijn, dan zou het gauw duidelijk worden, dat deze bank de hele tijd nieuw geld maakt door leningen uit te geven en het geld weer als storting oppikt, weer nieuwe leningen uitgeeft, het geld opnieuw oppikt, enzovoort.

Het effect van het leningencarrousel is dus, dat alle banken samen meer leningen uitgeven en telkens meer rente kunnen innen. Het doet de hoeveelheid geld in omloop vele malen toenemen. Maar worden wij, of de banken, daar ook rijker van?

Banken creëren wel meer geld, maar maken niet met een toverspreuk meer goederen om te kopen. Wanneer mensen meer geld hebben, maar er zijn nog steeds evenveel spullen om te kopen, dan gaan simpelweg de prijzen omhoog. Elke eenheid geld wordt minder waard. Dat heet inflatie.

Dus, wanneer banken meer geld in omloop brengen, gaat de waarde van elke eenheid geld omlaag. En dat geldt ook voor de rente die zij innen. Wanneer zij tien keer zoveel leningen uitgeven en de geldhoeveelheid met 10 vermenigvuldigen, dan is de rente die zij innen ook 10 keer minder waard.

 

Naschrift: In de VS is de wettelijke verplichting voor 10% kasreserve eind 2008 opgeheven. De rekenkundige beperking voor geldcreatie door de gezamenlijke banken is daarmee opgeheven.

Concurrentie verzekert inflatie

De meeste landen hebben maar één officiële valuta, maar meerdere commerciële banken die het geld in omloop brengen. En ofschoon die banken samen niet echt veel wijzer worden van het opblazen van de geldhoeveelheid, doen ze dat toch. De enige reden daarvoor is de concurrentie tussen banken onderling. Ofschoon concurrentie gezond klinkt, wanneer het om gewone bedrijven gaat, betekent concurrentie tussen banken het zoveel mogelijk geld uitlenen, dus zoveel mogelijk geld maken en dus maximale inflatie.

Voor elke bank is de concurrentie slechts een strijd om meer rente te innen en meer marktaandeel en winst te verkrijgen. De bank met de beste resultaten groeit sneller dan de andere en, na verloop van tijd, zal die zijn concurrenten op kunnen eten.

De kloof tussen rijk en arm

Niet iedereen kan het geld lenen dat hij wil. Wanneer banken geld uitlenen vragen zij een onderpand, dat ze in beslag kunnen nemen, wanneer de lener zijn betalingen niet verricht. Mensen met voldoende onderpand kunnen makkelijk lenen en investeren. Grote bedrijven betalen zelfs lagere rente. De eis van onderpand werkt als een permanente verbreding van de kloof tussen rijk en arm.

Voor maatschappijen is dit een permanent sluipend gevaar. Omdat banken en niet regeringen over leningen beslissen, kunnen regeringen de sociale breuken slechts proberen te maskeren, maar zullen deze niet kunnen repareren of voorkomen.

Leningen voor investeringen en consumptie

Een effect van leningen dat leners maar al te goed kennen, is dat de hoofdsom met rente moet worden terugbetaald. De ondernemer die geld leent voor investeringen zal extra inkomsten moeten verkrijgen om de rente te betalen. Leningen voor investeringen zijn niet alleen een melkkoe voor bankiers, maar kunnen ook bijdragen aan meer economische activiteit. Het verstrekken van leningen voor investeringen zou het nut zijn van de banken voor de maatschappij.

Daar tegenover, leningen voor consumptiegoederen dragen normaal gesproken niet bij aan meer consumptie. Het is waar, dat dank zij consumentenkrediet de aankoop van een artikel eerder plaats vindt. Dit voordeel wordt echter teniet gedaan door een langere periode van verminderde koopkracht van die consument. De consument moet niet alleen geld verdienen voor het bedrag van zijn aankoop, maar ook voor de rente. Daarom zal hij minder consumptie goederen met zijn inkomen kunnen kopen. Wanneer de consument de rente aan de bank betaalt, zal slecht een gedeelte van deze rente loon van bankemployees worden en slechts een gedeelte van dat loon zal aan consumptiegoederen besteed worden. Krediet voor consumptiegoederen leidt dus eerder tot vermindering van de totale aankopen voor consumptiegoederen.

Waar gaat het geld heen?

Zodra de lener het geld van zijn lening uitgegeven heeft, is het tamelijk onvoorspelbaar welk gebruik de achtereenvolgende gebruikers van dat geld ermee doen. De een kan het verkrijgen door een auto aan de lener te verkopen, en het weer uitgeven als loon aan zijn personeel. De werknemer kan een gedeelte gebruiken voor de huur van zijn huis. In feite, zodra het geld op het grote speelveld van transacties belandt, kan het voor alle doeleinden dienen waar we geld voor gebruiken.

Tijdens de looptijd van de lening, wordt het geld van bank naar bank overgeboekt, telkens wanneer een rekeninghouder een betaling verricht aan een rekeninghouder bij een andere bank. Voor dit doel houdt de centrale bank rekeningen van alle banken en voert die overboekingen uit.

Soms is het praktischer om bankbiljetten en munten te gebruiken. Bij de bank of een geldautomaat kan men dan geld van zijn rekening opnemen. Wanneer het uitgegeven wordt, zal de ontvanger het weer naar zijn bank brengen en ziet hij het bedrag op zijn rekening verschijnen. Geld kan de vorm hebben van contant geld of van getalletjes op een bankrekening. Voor betalingen maakt het niet uit welke vorm het heeft.

Waar eindigt het geld?

Geld eindigt, wanneer de lener de hoofdsom aan de bank terugbetaalt. Op dat moment boekt de bank het geld van de lener’s betaalrekening naar de lener’s krediet rekening. De kredietrekening laat dan zien, dat de schuld van de lener verminderd is. Het geld kwam in omloop door een bedrag op de rekening van de lener in te typen en lost op door dat bedrag weer te verminderen.

De lener moet ook rente aan de bank betalen. Die rente maakt geen deel uit van het geld dat de bank voor hem gecreëerd heeft. De lener moet ervoor werken en moet het verkrijgen uit ander geld wat in omloop is. (Per definitie maakt dat andere geld deel uit van de pot van alle uitstaande leningen in het land op dat moment.)

Dus, het leven van het geld eindigt, wanneer de lening eindigt. En als alle leningen terugbetaald zouden worden, zou er geen geld meer over zijn. Maar voor het ogenblik zijn er nog oceanen vol geld en over al dat geld innen de banken rente.

Niet-bankiers versus bankiers

In de maatschappij gaat het geld rond. Geld komt jouw kant op wanneer je dingen maakt of doet die anderen willen. Geld rolt de andere kant op als je dingen koopt of anderen voor je laat werken. Eventueel kun je wat sparen voor later. Bankiers doen het anders. Die nemen altijd simpelweg het geld van anderen en geven dat uit. Het is gebaseerd op het principe dat het geld van hun is, omdat zij het gecreëerd hebben. Zodoende vinden bankiers het logisch, dat zij huur mogen innen. Inderdaad, het Engelse woord voor huur is “rent”. Rente is niets anders dan huur. We huren het geld. En ofschoon iedereen het geld gebruikt, neemt de bank deze heffing altijd van de eerste gebruiker, de lener. We zullen verderop zien, hoe banken ook de andere gebruikers rente laten betalen.

Banken kunnen niet als gewone ondernemingen beschouwd worden. Ze hebben zichzelf eigenaars van al het geld verklaard en laten de bevolking betalen om het te huren.

Time-out

Al het geld is tijdelijk. Leningen die aflopen moeten vervangen worden door nieuwe om geld in omloop te houden. Leningen starten op verschillende momenten en hebben verschillende looptijden. Vaak worden leningen maandelijks in gedeeltes terug betaald. Het betekent, dat elke hoeveelheid geld in omloop, zijn eigen “time-out” datum heeft, de datum waarop de lener terug moet betalen.

De totale hoeveelheid geld in omloop bepaalt over hoeveel geld we beschikken voor onze transacties. Op de lange duur bepaalt deze hoeveelheid het prijsniveau van producten en diensten.

Transacties

Gedurende zijn looptijd is geld een middel voor transacties. Een transactie vindt plaats wanneer twee partijen dat interessant vinden. “A” vindt het geld wat hij krijgt interessanter en “B” vindt de tweedehands auto die hij koopt interessanter. Een ruil van eigendom vindt plaats. Nu heeft “A” het geld en “B” heeft de auto en beiden zijn tevreden.

Transacties kunnen ook een betaling voor toegevoegde waarde bevatten. Wanneer een bakker brood maakt, voegt hij zijn werk toe aan de meel, de melk en het gist. Wanneer hij het brood verkoopt, is de transactie niet alleen een ruil van eigendom, maar ook een betaling van de toegevoegde waarde.

Op zichzelf geeft het totale bedrag aan transacties in een land geen enkele indicatie over de toegevoegde waarde. Ook zegt het niets over de totale waarde van goederen en diensten die in het land geproduceerd worden.

2. Permanente inflatie

 

Wanneer de prijzen stijgen betekent dit, dat ons geld minder waard wordt. Die prijsinflatie kan in de loop der tijd heel uiteenlopend zijn. Veel economische theorieën bieden uitleg over de oorzaken. Maar deze theorieën leggen vooral prijsverhogingen en prijsverlagingen tussen de producten en diensten uit. Zij leggen niet uit waarom de inflatie permanent is. De permanente inflatie heeft een andere oorzaak. We zullen een vlot rondje door wat inflaties maken. Maar om te beginnen zullen we de verwarring tussen de Consumenten Prijs Index en inflatie uit de wereld helpen.

Consumenten Prijs Index en Prijs Inflatie

Prijsinflatie leidt tot ontevredenheid van de bevolking. Daarom gebruiken veel landen een Consumenten Prijs Index, die slechts een gedeelte van de gevolgen van de inflatie toont. [1], [2], [3] Dus, wanneer politici of ambtenaren het woord “inflatie” gebruiken, bedoelen ze meestal de wijzigingen in de Consumenten Prijs Index.

De index is gebaseerd op een jaarlijkse prijsvergelijking van een mandje producten, dat een “gemiddelde” huishouding nodig zou hebben. De inhoud van het mandje varieert van land tot land en dat geldt ook voor de regels, waarmee de index berekend wordt. Het ene land zal de kosten van voeding, brandstof en huisvesting wel tellen, een ander land kan deze kosten er buiten laten. [4], [5] Sommige landen publiceren de soorten producten die ze in hun mandje hebben [6], maar de precieze producten blijven gewoonlijk geheim. Niettemin onthullen sommige statistiekbureaus enkele trucjes, die ze uithalen om flatterende indexcijfers te verkrijgen. Zo wijzigen ze bijvoorbeeld regelmatig de inhoud van het mandje. Producten die te duur worden gaan eruit en worden door goedkopere vervangen. Of, wanneer de prijs van producten niet stijgt, maar de kwaliteit verbetert, dan rekenen ze de kwaliteitsverbetering als een prijsverlaging. Op deze manier, voor de computer in het mandje, rekent het Nederlandse “Centraal Bureau voor Statistiek” (CBS) een prijsverlaging van 64 procent tussen 1998 en 2003! En hup, zo blijft de index lekker laag! [7]

De inhoud van het mandje wordt dus regelmatig aangepast. De rechtvaardiging zou zijn, dat wanneer de prijzen omhoog gaan, de gemiddelde huishouding zijn inkopen ook aanpast. En wat betekent deze aanpassingspolitiek dan voor de index? Wel, omdat het gedefinieerde huishouden niet méér kan uitgeven dan zijn inkomen, zal de prijsstijging van het CPI-mandje automatisch beperkt blijven tot de stijging van het inkomen. Meer kan het gemiddelde huishouden immers niet betalen.

Tenzij anders vermeld, wordt in dit artikel met “prijsinflatie” de echte stijging van prijzen in alle transacties bedoeld en niet één of andere CPI. En met “inflatie” wordt in dit artikel in eerste instantie de toename van de geldvoorraad bedoeld. we komen daar zo op terug.

Toenemende kosten theorie

Deze theorie zegt, dat toenemende kosten prijsinflatie veroorzaken, zoals hogere lonen, prijsstijging van geïmporteerde grondstoffen of toenemende belasting op consumptie, bijv. de BTW [8]

Toenemende vraag theorie

Deze theorie zegt, dat de prijzen omhoog gaan wanneer de vraag groter wordt dan het aanbod. [9] De toegenomen vraag kan veroorzaakt worden door exportactiviteiten, belasting verlagingen of toegenomen geldhoeveelheid. Variaties in de vraag kunnen ook voorkomen, wanneer consumenten de ene keer wat meer sparen en enige tijd later het geld weer uitgeven.

Zelfvervullende verwachtingen

De verwachting van inflatie veroorzaakt ook echte inflatie. Fabrikanten en handelaren hebben vaak prijslijsten, die een half jaar of een jaar geldig zijn. Zij moeten een percentage voor verwachte inflatie in hun prijzen berekenen. Dit verhoogt de prijzen onmiddellijk en draagt dus bij aan de echte inflatie. Hetzelfde geldt voor bankiers. Wanneer zij leningen verstrekken, voorzien ze, dat de rente die ze op termijn zullen ontvangen minder waard zal zijn. Ze berekenen daarom van te voren al een iets hogere rente. Deze extra rentekosten dragen bij aan de echte inflatie.

Toename van de geldvoorraad

Als toenemende-kosten-inflatie en/of toenemende-vraag-inflatie plaats zou vinden zonder toename van de geldvoorraad, dan zouden sommige prijzen stijgen en andere zouden dalen. We zien echter sommige prijzen harder stijgen dan andere, maar zelden prijzen die dalen. Dat komt, omdat in de loop van tijd de hoeveelheid geld in het land toeneemt door steeds meer uitstaande leningen. Dit wordt monetaire inflatie genoemd.

Natuurlijk beïnvloedt dat de prijzen in transacties, maar nooit gelijkmatig. Praktisch, wanneer meer geld beschikbaar komt, creëert dit extra geld ruimte voor prijsstijgingen in elke achtereenvolgende transactie waarin het gebruikt wordt.  We mogen aannemen, dat wanneer ergens al andere inflatiefactoren aan het werk zijn, bijvoorbeeld een grote vraag, het extra geld hier tot extra prijsverhogingen leidt.

De monetaire inflatie is de oorzaak van de permanente prijsstijgingen die we op de lange termijn hebben. Dit is de enige die telt in de loop van jaren en decennia.

Het Engelse woord “inflate” betekent “opblazen”. Het woord “inflatie” duidt eigenlijk op het opblazen van de geldvoorraad. Dat leidt tot een stijging van de gemiddelde prijzen. Voor die prijsstijgingen gebruiken we tegenwoordig ook het woord “inflatie”. Wanneer tegelijk met de toename van de geldvoorraad ook de productie in het land toeneemt, dan kan het voorkomen, dat de prijzen niet of minder hard stijgen. Het beschikbare geld verdeelt zich dan voor het verhandelen van een groter aantal artikelen.

3. Centrale banken hebben inflatie nodig

Het lijkt misschien, dat inflatie zichzelf op een natuurlijke manier in stand houdt. Wanneer prijzen stijgen tijdens de looptijd van leningen, moeten de volgende leningen duurdere zaken bekostigen en moeten ze dus groter zijn. Op elk moment, zou de oorzaak van inflatie de inflatie zelf zijn. Het is echter niet één of ander “perpetuum mobile”, dat de inflatie veroorzaakt, maar een duidelijke en openlijk toegegeven politiek van centrale banken. [10], [11]. Inflatie is een onderdeel van ons banksysteem.

Zoals eerder aangegeven zorgt de concurrentie tussen commerciële banken ervoor, dat zij al naar gelang de omstandigheden de maximale hoeveelheid leningen zullen verstrekken. Dat betekent, dat de centrale banken alleen het verstrekken van leningen wat losser of strakker hoeven te maken om de inflatie te vergroten of te verkleinen.

De bekendste manier van centrale banken om de inflatie te sturen is het wijzigen van de rentevoet. Dat is bedoeld om potentiële leners te beïnvloeden. In de woorden van de Nederlandse centrale bank (DNB): “De rente werkt als het gas- en rempedaal van de economie. Door een renteverhoging zullen de prijzen dalen, of in ieder geval minder snel stijgen. Door een renteverlaging zullen de prijzen sneller stijgen.” [12]

Een manier om het uit te leggen is, dat wanneer de rente stijgt, de mensen minder zullen lenen. En wanneer minder aflopende leningen vervangen worden door nieuwe, dan blijft er minder geld in omloop. Mettertijd kun je dan meer kopen met elke geldeenheid. De prijzen dalen. Maar let op, wat DNB eraan toevoegde: “of op z’n minst minder snel stijgen.” Hier is de centrale bank niet van plan de prijzen te zien dalen. In dit geval mag de geldvoorraad nog steeds groeien, alleen wat minder snel.

Wanneer de centrale bank de rente verlaagt, dan is de reden eenduidig: laat de geldvoorraad groeien en laat de groeisnelheid toenemen. Natuurlijk werkt de rente ook op het spaargeld. Wanneer de rente laag is zullen meer mensen er de voorkeur aan geven hun geld uit te geven.

Centrale banken kunnen de inflatie van specifieke prijzen, zoals de prijzen van brood, fietsen of machines, niet sturen. Ze sturen de monetaire inflatie, de toename van de totale hoeveelheid leningen. Het extra geld verspreidt zich nooit gelijkmatig door de economie. Het zorgt er eerder voor, dat de effecten van andere inflatiefactoren groter worden, zoals van de toenemende kosten en de toenemende vraag.

Wanneer de economie de inflatie niet meer aan kan en het geld zich onvoldoende verspreidt, ontstaan er bellen. Steeds grotere massa’s geld gaan dan rond in bijvoorbeeld de aandelenmarkt en de huizenmarkt, waar geld verdiend wordt met het opdrijven van prijzen. Ook ondernemingen worden steeds meer gekocht en verkocht alsof het financiële speeltjes zijn.

Hoewel centrale banken toegeven, dat inflatie onderdeel is van hun politiek, noemen ze daarvoor liever economische redenen. Die klinken meestal aannemelijk en worden rijkelijk door economen en journalisten van commentaar voorzien. De meesten vergeten echter, dat centrale banken de inflatie in eerste instantie zelf nodig hebben.

Inflatie: Centrale banken hebben inkomsten nodig

Centrale banken hebben de macht verkregen om te bepalen hoeveel geld er gemaakt wordt, hoe hoog de inflatie is, hoe hoog de rente is en aan welke regels de andere banken zich moeten houden. Met deze macht kunnen ze de economie beïnvloeden. Ze hebben wetten verworven om die macht uit te oefenen. Wanneer ze financieel van anderen afhankelijk zouden zijn, zou hun macht snel weer af kunnen nemen. Daarom zorgen zij voor hun eigen inkomsten. [14], [15]

Centrale banken verkrijgen hun inkomsten uit monetaire operaties. Een belangrijke bron van inkomsten bestaat uit geld ontlenen wanneer de rente laag is en geld uitlenen wanneer de rente hoog is. Als monetaire operatie is de bedoeling als volgt. Wanneer de rente bij commerciële banken te ver wegzakt, (te weinig vraag naar leningen) dan leent de centrale bank grote hoeveelheden geld van de banken. Op deze manier blijft er minder geld in omloop. Daardoor zal de vraag naar leningen weer toenemen en zal de rente bij de banken ook weer stijgen. In andere tijden, wanneer de rente van commerciële banken te hoog wordt, leent de centrale bank geld aan banken, waardoor die aan de grote vraag naar leningen kunnen voldoen en uiteindelijk de rente weer zakt. [16] Hoe groter de verschillen in rente tussen het lenen en uitlenen, des te groter de winst voor de centrale bank.

Voor het verkrijgen van inkomsten uit deze operaties is inflatie essentieel. Zonder inflatie zou de rente namelijk zeer laag blijven. [17] Er zou nauwelijks verschil zijn tussen hoge en lage rente. Samenhangend met deze handel vergroot de centrale bank ook haar balans. Ze koopt meer waardepapieren in (leent meer geld uit) dan dat zij waardepapieren verkoopt.

Veel centrale banken stellen, dat zij de inflatie rond de 2 procent willen houden. Hier bedoelen deze centrale banken een toename van 2 procent in de Consumenten Prijs Index van hun land [11], niet de echte inflatie van de geldmassa, die in de regel veel hoger is. [3]

Inflatie: het volk voor het gebruik van geld laten betalen

Inflatie is niet alleen een noodzaak voor de inkomsten van de centrale bank, maar ook een middel om invloed uit te oefenen op de gebruikers van geld. Door de monetaire inflatie betaalt het volk – zelfs tegen zijn wil – voor het gebruik van geld. Banken innen rente van geldleners. Op deze manier lijkt het of alleen de leners voor het gecreëerde geld betalen. Maar laten we eens bekijken hoe dat zit, wanneer er inflatie is.

Door de inflatie heeft de lener het voordeel, dat zijn terugbetalingen aan de bank in de loop van de tijd minder waarde vertegenwoordigen. Deze betalingen betreffen rente en terugbetaling van de hoofdsom. De rente vormt inkomsten voor de bank. We mogen er zeker van zijn, dat de bank de inflatie voorzien heeft en op voorhand al een beetje meer rente heeft gerekend. Dus, wat de rente betreft, levert de inflatie geen voordeel voor de lener op. Voor de hoofdsom ligt dat anders. Hiervoor hoeft de bank alleen het nominale bedrag terug te hebben. Met de terugbetaling van de hoofdsom hoeven immers alleen de ingetypte getalletjes, waarmee de lening begon, te worden weggestreept. De waardevermindering van de bedragen die voor de hoofdsom terug betaald moeten worden, vormt dus wel een voordeel voor de lener.

Dat voordeel voor de lener kan apart berekend worden voor elk van zijn maandelijkse termijnen. En wanneer we ook de inflatie berekenen, die de volgende gebruikers van dat geld ondervinden, dan blijken de totalen ruwweg hetzelfde te zijn.

Bovenstaand voorbeeld toont een lening van 10.000 tegen 6 procent per jaar , die in maandelijkse termijnen wordt afgelost. De rode lijn toont het totale bedrag aan transacties, dat bereikt wordt wanneer het beschikbare geld elke twee maanden in een transactie gebruikt wordt. (Totaal 335.000 in 60 transacties.) De geldontwaarding door inflatie is verborgen in de 60 transacties. (Bijvoorbeeld 0,167 procent per transactie bij een inflatie van 2 procent per jaar.) Het waardeverlies voor de gebruikers van het geld is gelijk aan het voordeel voor de lener van het geld.

Kort door de bocht: wanneer de rente 6 procent is en de inflatie 2 procent, dan is het voordeel voor de lener ruwweg gelijk aan 2/6 van het rentebedrag. [18] De gebruikers van het geld verliezen eenzelfde bedrag door inflatie. De banken verliezen niet. Die hebben de inflatie voorzien en hun rente percentage daarop berekend.

In andere woorden, dit is wat de inflatiepolitiek van de centrale banken doet: een deel van de rentelast doorschuiven van de leners naar de gebruikers van het geld. Zo betalen gebruikers rente voor het gebruik van het geld!

 

Manipuleren van inflatie en rente

Met hun gezag inflatie en rente te bepalen hebben de centrale banken de macht. Ze kunnen ons meer laten sparen, investeren, consumeren, speculeren en altijd harder laten werken.

Zoals hierboven aangetoond, is inflatie een rente die de gebruikers van geld moeten betalen. Inflatie zet de bevolking aan harder te werken en meer te concurreren om een beetje van het extra in omloop gebrachte geld te bemachtigen en zodoende het waardeverlies van hun geld te compenseren.

Inflatie zet de mensen ook aan hun geld niet in hun zak of onder hun matras te houden, maar het uit te geven of het op de bank te zetten voor een beetje rente. Zo blijft het meeste geld voor de banken beschikbaar.

Wanneer de rente hoog is, zullen mensen meer sparen. Wanneer de rente laag is, zullen de mensen eerder meer uitgeven, meer lenen en meer investeren.

Wat wij op een bepaald moment interessant vinden, is sterk afhankelijk van wat de centrale bank wil, dat wij doen.

4. Grillen van de geldmassa

De hoeveelheid geld waarover de maatschappij beschikt, is dus de totale hoeveelheid niet-afgeloste leningen. Op zich is dat heel vreemd. Want wat zou de overeenkomst moeten zijn, tussen uitstaande leningen en de geldbehoefte in de maatschappij? Wat hebben de behoefte van leners en hun aflossingscapaciteit te maken met de geldbehoefte van de rest van de maatschappij? Wanneer u morgen een huis koopt, en met een lening voor twintig jaar geld in omloop brengt, dan heeft dat toch niets te maken met de behoefte van de economie over tien of vijftien jaar?

In feite beschikt de maatschappij over een toevallige geldmassa, die tot stand is gekomen door verstrekte leningen in het verleden en het gedeelte dat daarvan nog terugbetaald moet worden. Elke dag worden gedeeltes afgelost en nieuwe leningen aangegaan. Door de gigantische grootte van de geldmassa merkt het volk de variaties nauwelijks op. In theorie zouden centrale banken alle informatie over uitstaande leningen kunnen centraliseren en precies kunnen weten hoeveel geld er morgen, overmorgen of over tien dagen nog over is van uitstaande leningen. Met monetaire operaties zouden zij de geldmassa tamelijk constant kunnen houden. Maar zoals hierboven reeds vermeld, is dat niet de politiek van centrale banken. Die doen de geldmassa alleen maar groeien.

Er zijn theorieën in omloop die zeggen, dat de economie zonder inflatie onbestuurbaar zou worden. Eén van de sleutelargumenten is, dat als de geldvoorraad niet stijgt de lonen niet omlaag kunnen, wanneer economische tegenspoed dat zou vereisen. “Het bedrag op de loonstrookjes zou dan verlaagd moeten worden en dat zouden de werknemers nooit accepteren.” En “wanneer de geldvoorraad toeneemt, kunnen loonsverlagingen onopgemerkt doorgevoerd worden door de lonen minder hard te laten stijgen dan de inflatie.” De makers van deze theorieën begrijpen dus, dat inflatie volksverlakkerij is en vinden dat dit niet anders kan. Hun theorie snijdt echter geen hout, want met een constante geldmassa zouden sommige prijzen stijgen, terwijl andere prijzen dalen. De mensen zouden heel anders staan tegenover variaties in hun inkomsten, dan in de huidige situatie, waarin sinds decennia de prijzen alleen maar stijgen. Met een constante geldmassa is het zelfs mogelijk bij economische tegenspoed de lonen niet te verlagen, als bij economische voorspoed het extra inkomen bestaat uit winstdelingen en belastingvoordelen.

Bij de opzet van het geldsysteem is niet uitgegaan van een hoeveelheid geld, waarmee de economie goed zou kunnen functioneren. Het huidige systeem verzekert alleen maar, dat de banken rente innen over de totale geldmassa, dat hun onderlinge concurrentie een zo groot mogelijke inflatie veroorzaakt en dat de centrale banken hun inkomsten en hun macht veilig stellen. Het prikkelen van de economie bestaat uit niets anders dan wat meer of wat minder rente en inflatie. En voor de rest moet de economie het maar doen met het geld, dat dan toevallig in omloop is.

5. De oorlog tegen Irak

Geld wordt uitgedrukt in valuta’s. Elk land heeft een officiële valuta. In de VS is dat de dollar. De dollar wordt ook buiten de VS veel gebruikt. Sinds 1973 groeit de hoeveelheid dollars buiten de VS met steeds grotere snelheid. Deze inflatie levert de VS veel onmiddellijke voordelen (en pas op de hele lange duur ernstige complicaties.) De helft van haar importen wordt betaald met dollars, waarvoor de VS niets terug levert. Die dollars blijven permanent in het buitenland. Zo koopt de VS elke minuut voor 1,25 miljoen dollar aan goederen en diensten van het buitenland, waarvoor het buitenland niets terug krijgt. De bedragen worden simpelweg toegevoegd aan de buitenlandse schuld. Die schuld is nu zo hoog, dat de VS deze niet meer in kan lossen. De VS is dus in feite failliet. Eén van de belangrijkste redenen waarom de hele wereld desondanks dollars accepteert, is dat bijna al het gas en olie op de wereld in dollars betaald moet worden. De VS heeft daarmee tevens het voordeel, dat zij zelf altijd vrij over deze gas en oliereserves kan beschikken. Zij kan immers ten alle tijde net zoveel dollars aanmaken als ze wil. De VS probeert er daarom voor te zorgen, dat de OPEC-landen hun olie in dollars blijven verkopen. Irak, dat de op één na grootste oliereserve ter wereld heeft, stapte echter op 6 november 2000 over op de euro. [19] Hoewel de VS al langer zinde op een manier haar invloed in Irak te herstellen, zou deze overstap de oorlog onvermijdelijk maken. De dollar zakte weg en in juli 2002 werd de situatie zo kritisch, dat het IMF waarschuwde, dat de dollar in elkaar dreigde te klappen. [20] Enkele dagen later werden op Downing Street de aanvalsplannen besproken. [21] Cheney verkondigde een maand later, dat het nu zeker was, dat Irak massa vernietigingswapens had. [22] Met die smoes viel de VS 19 maart 2003 het land binnen. De VS draaide op 5 juni 2003 de Irakese oliehandel weer terug in dollars. [23] Daarmee heeft de VS in financieel opzicht weer de vrije beschikking over de Irakese oliereserves. (En terwijl journalisten vanuit Bagdad verslag doen van de oorlog, wordt vanuit Basra de olie geëxporteerd.) Sinds het voorjaar van 2003 is ook Iran overgestapt op de euro en sinds 8 juni 2006 verkoopt Rusland zijn gas en olie in roebels. (Meer hierover kunt u lezen in “Kosten, misbruik en gevaren van de dollar.” [24] N.B.: Achter het conflict van de VS met Iran gaat meer schuil dan alleen een valutakwestie. Hier gaat het achter de schermen ook om een kartelvorming op de wereldmarkt voor nucleaire brandstoffen. Meer hierover kunt u lezen in “Overval op de nucleaire brandstoffen markt.” [25] )

6. Onderdrukking van Derde Wereldlanden

Het voordeel van gratis importen (de 1,25 miljoen dollar per minuut) gaat alleen op, wanneer de dollars permanent in het buitenland blijven. Als het buitenland er goederen en diensten in de VS mee koopt, dan heeft de VS geen voordeel. Maar al 30 jaar importeert de VS meer dan dat ze exporteert. Als geen ander verstaat de VS de kunst om dollars in het buitenland te laten blijven.

Zo verstrekt de Wereldbank en het IMF al sinds de jaren 60 leningen in dollars aan Derde Wereldlanden. De politiek is zoveel mogelijk leningen te verstrekken, zodat deze landen de schuld nooit meer af kunnen lossen. [26] Op die manier zitten ze eeuwig vast aan leningen en groeiende rentelasten. De zogenaamde ontwikkelingshulp is dus niets anders dan een onderdrukking. Ook de met veel trompetgeschal verkondigde verlichtingen van de schuld door geïndustrialiseerde landen stellen nauwelijks iets voor. [27]

7. Het wapen van China

In China wil de regering niet, dat daar vrijelijk met dollars wordt gehandeld. De dollars die Chinese exporteurs verdienen worden door de Chinese centrale bank tegen lokaal geld ingewisseld. De Chinese centrale bank beschikt over een gigantische dollarreserve. In maart 2007 was deze zo’n 1000 miljard dollars. [28] In feite is dat een tamelijk goede verdediging tegen een eventuele agressie van VS. Als China wil, kan ze door dollars op de wisselmarkten aan te bieden de dollarkoers naar beneden drukken, of  zelfs de dollar in één klap onderuit halen. [29]

8. Inflatie en economische groei

Ons monetaire systeem, geregeerd door banken, rente en inflatie, bestond al toen wij geboren werden. Het maakt deel uit van onze “natuurlijke” omgeving. Daarom is het tamelijk moeilijk te zien welke invloed het heeft op ons leven en op de maatschappij. Alles wat we erover kunnen zeggen, kan gemakkelijk als normaal beoordeeld worden. We weten niet beter. De effecten van het systeem zijn overal. Zelfs in onze manier van denken en onze overtuigingen.

Zo klinkt het als vanzelfsprekend, dat een economie pas gezond is als hij groeit. Het begrip “economische groei” is heilig verklaard door economen, politici en een ieder die verstand heeft of meent te hebben van de maatschappij. In West-Europa en Noord-Amerika hebben we sinds het begin van de industriële revolutie met succes economische groei nagestreefd. Het systeem heeft zich bewezen.

Het is geen toeval, dat ons geldsysteem gebaseerd is op eeuwige inflatie en onze economie op eeuwige groei. Enkele pientere bankiers hebben het systeem begin vorige eeuw zo uitgedokterd. [30] Rente en inflatie zouden een permanente bron van inkomsten worden voor de banken, als tegenprestatie voor het simpele uit hun hoed toveren van geld. De leningen zouden leiden tot meer economische activiteit. Regeringen en het volk zouden komen smeken om meer leningen. Het paste perfect in de ontwikkelingen van het industriële tijdperk. Mechanisatie, mijnbouw, intensieve landbouw, koloniale rijkdommen, schaalvergroting, competitie tussen landen, oorlogen en wederopbouw, de bevolkingsexplosie, gastarbeiders, vrouwen aan het werk, de ontwikkeling van de dienstverlenende sector, de informaticaboom, het leidde allemaal tot economische groei. Economische groei was synoniem voor welvaart. Tegenwoordig, in West-Europa, redeneren we nog steeds in termen van economische groei. Door de afvlakking van de bevolkingsgroei moet die nu uitsluitend komen uit een steeds hogere werkdruk per werknemer. De wegen tussen economische groei en welvaart hebben zich gescheiden.

Inflatie werkt als de wortel voor de snuit van de ezel. Iedereen gaat harder rennen om een beetje van het extra in omloop gebrachte geld te bemachtigen. En al rennend ontkomt niemand aan de betaling voor het gebruik van het geld. Dank zij de inflatie betaalt iedereen mee aan de rente voor de banken. En als we er met z’n allen door harder te rennen beter op worden, dan kunnen we er bijna zeker van zijn, dat de rente verhoogd zal worden. In het vakjargon heet het dan, dat de economie oververhit is geraakt en afgeremd moet worden. Totdat we weer harder moeten rennen.

Wereldwijde expansie

Ondertussen hebben de banken goed aan de weg getimmerd. Met hun tovertruc hebben zij de wereld veroverd. Overal hebben de banken de heerschappij over het geld overgenomen en laten ze de bevolkingen rente en inflatie betalen. Overal, behalve in China, hebben centrale banken speciale wetten verkregen, waarmee zij – onafhankelijk van de wil van de lokale regering – de hoogte van de rente en de inflatie bepalen. Na Europa en Noord-Amerika zijn nu andere landen volop aan hun industriële ontwikkeling bezig. Voor de banken betekent dit weer nieuwe regeringen en bevolkingen, die geld uit de hoge hoed willen hebben.

In feite maakt het maar weinig uit of centrale banken privé- of staatsbanken zijn. Bijna overal hebben zij een speciaal statuut verworven, die hen een grote onafhankelijkheid ten opzichte van de lokale regering garandeert. Zij bepalen in samenspel met commerciële banken hoeveel leningen er verstrekt worden, hoeveel geld er in omloop is, en hoeveel de bevolking hiervoor moet betalen.

9. Verdere groei of een duurzame maatschappij?

Het gevoerde beleid van de meeste centrale banken is gebaseerd op permanente groei van de geldmassa. In West-Europa en Noord-Amerika gaat deze geldgroei al sinds het begin van de vorige eeuw samen met de groei van de economie en de groei van de bevolking. Ondertussen is de wereld sterk veranderd. De bevolkingsexplosie en de toegenomen economische activiteit hebben de druk op de leefomgeving enorm opgevoerd. Vruchtbare gebieden zijn door de mensen ingenomen. Bossen zijn veranderd in akkers en steden. Veel diersoorten zijn uitgeroeid. Oceanen en zeeën zijn zo goed als leeggevist. Door de snel groeiende wereldbevolking neemt de vervuiling van bodem, water en lucht nog steeds toe. Op veel plaatsen is tekort aan voedsel en drinkwater. Het klimaat veranderd. De prognoses geven aan, dat in de huidige trend de wereldbevolking snel zal blijven groeien en zelfs nog zal verdubbelen. De lijntjes in de grafieken zijn getekend alsof dat kan…

Limieten aan de groei

De aarde groeit niet mee met de expansie van onze economieën en de groei van de wereldbevolking. Voor de eerste keer in de menselijke geschiedenis lopen we tegen de limieten aan. Uiteraard weten we ons daar geen raad mee. Kerk en staat zijn gewend groei te preken, ieder met zijn eigen redenen. Ook bankiers houden van groei. Limieten aan de wereldbevolking? Geen machthebber durft zijn vingers aan dit onderwerp te branden.

Waar is die limiet? Dat ligt eraan, wat we als mensheid willen. Als we op termijn – voor onze kinderen en kleinkinderen – een zo hoog mogelijk kwaliteit van het leven willen, dan zouden we de aarde niet méér moeten belasten dan noodzakelijk is. We zouden moeten streven naar een kleinere bevolking. Daarmee zou tevens de voornaamste reden voor conflicten en oorlogen wegvallen.

Het huidige beleid staat lijnrecht tegenover de behoeftes van een vreedzame en duurzame samenleving. Het geldsysteem speelt een cruciale rol. Hervormingen zijn noodzakelijk. Hoe langer daarmee gewacht wordt, hoe moeizamer het in de toekomst zal worden.

Notities en referenties:

[1] http://www.mw.ua/2000/2020/52764

[2] “… the reference value (4.5%) of m3 growth on an annual basis. This reference value for monetary growth is based on a potential economic growth of 2.0% to 2,5%, an inflation of less than 2.0% in the medium term and a long-term decline of the velocity of money by 0.5% to 1.0%, per annum.” http://www.dnb.nl/dnb/home/file/ar03_tcm47-146939.pdf

[3] “In 2003, the money supply (m3) in the euro area grew at a rate of 8.0%, well above the official reference value of 4.5%.” http://www.dnb.nl/dnb/home/file/ar03_tcm47-146939.pdf

[4] http://bigpicture.typepad.com/comments/2005/09/the_history_of_.html

[5] http://www.goldandsilverexchange.info/consumer-price-index.html

[6] http://www.cbs.nl/en-GB/menu/themas/prijzen/publicaties/artikelen/archief/2005/consumer-price-index-art.htm

[7] http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/AB3F1E9D-EFED-4FD9-9393-E59F762D5C9B/0/2007gevoelsinflatieart.pdf

[8] http://www.tutor2u.net/economics/revision-notes/a2-macro-causes-of-inflation.html

[9] http://www.britannica.com/eb/article-3512/inflation

[10] http://www.dnb.nl/dnb/home/rente_en_inflatie/algemeen/nl/46-150027.html

[11] “Price stability is defined as a year-on-year increase in the Harmonised Index of Consumer Prices (HICP) for the euro area of below 2%.” http://www.ecb.int/mopo/strategy/pricestab/html/index.en.html

[12] http://www.dnb.nl/dnb/home/rente_en_inflatie/algemeen/nl/46-150027.html

[13] http://www.cbc.ca/news/background/economy

[14] http://www.bis.org/speeches/sp050218.htm

[15] http://financial-dictionary.thefreedictionary.com/facility

[16] http://news.bbc.co.uk/2/hi/business/6938425.stm

[17] http://www.house.gov/jec/fed/05-19-03.pdf

[18] Het echte voordeel is afhankelijk van het terugbetalings schema. Het is de moeite waard te vergelijken.

[19] Iraqi oil in euros: http://www.un.org/Depts/oip/background/oilexports.html

[20] IMF warning over dollar collapse: http://news.bbc.co.uk/1/hi/business/2097064.stm

[21] Downing Street Memo: http://www.timesonline.co.uk/tol/news/uk/article387374.ece

[22] Cheney: http://english.aljazeera.net/News/archive/archive?ArchiveId=2480

[23] How can the dollar collapse in Iran?  http://www.moneyfiles.org/deruiter01.html (See Iraq)

[24] “Kosten, misbruik en gevaren van de dollar.”http://www.courtfool.info/nl_Kosten_misbruik_en_gevaren_van_de_dollar.htm

[25] “Overval op de nucleaire brandstoffen markt.” http://www.courtfool.info/nl_Overval op nucleaire brandstofmarkt.htm

[26] http://www.cadtm.org/spip.php?article2211

[27] http://www.aidc.org.za/?q=book/view/40

[28] http://news.xinhuanet.com/english/2007-05/11/content_6083732.htm

[29] http://www.telegraph.co.uk/money/main.jhtml?xml=/money/2007/08/07/bcnchina107a.xml

[30] G. Edward Griffin, The Creature of Jekyll Island

Een publikatie met informatie over bijzonderheden over het bank-systeem in de VS:

“Meet the system” MeetTheSystem.org

September 2007

De auteur is bereikbaar via www.courtfool.info , waar eventueel ook reacties en weerwoord gepubliceerd kunnen worden.


Plaats een reactie